Vragen door leden van de gemeenteraad (via griffie)

                                                                                     Gemeente Amersfoort

 

 

 

 

 

Vragen

 

2008, nummer 73

 

 

 

                                                                                                                               DOCS.nr. 2805782

__________________________________________________________________________________

 

VRAGEN van het raadslid Smit (BPA) inzake uitspraak Raad van State over bewoning Midland Parc gedaan overeenkomstig artikel 43 van het reglement van orde voor vergaderingen van de gemeenteraad van Amersfoort (DIA , nr. 2787943; ontvangen d.d. 11 juni 2008).

 

ANTWOORD van burgemeester en wethouders (verzonden d.d. 22 juli 2008)

__________________________________________________________________________________

 

 

Inleiding:     

Stadgenoot Haveman, woonachtig in het recreatiepark Midland Parc, mag in zijn recreatiewoning blijven wonen. Eerder tekende hij bezwaar aan tegen een aanschrijving van de gemeente die hem het permanent bewonen van zijn recreatiewoning onmogelijk wilde maken. 

 

Hij is tot in hoogste instantie door de rechter bij de Raad van State bij zijn bezwaar in het gelijk gesteld. Het proces dat de gemeente doorliep, heeft deze Amersfoortse burger, die niet over de middelen beschikte om dure juridische bijstand in te huren, veel tijd, inspanning en onrust bezorgd.

 

Van de zijde van het college is (door zowel wethouder Luchtenveld als wethouder Hekman, zie AC van 9 juni j.l.) meegedeeld dat de uitspraak van de Raad van State in het voordeel van de heer Haveman, geen precedentwerking oplevert.

 

Het feit dat de betreffende bewoner zijn recreatiewoning als vast woon-adres mag gebruiken, levert de gemeente geen enkele schade op, noch worden andere burgers daardoor benadeeld of wordt de natuur onaanvaardbare schade toegevoegd. Waarom dus een proces tot in hoogste instantie?

 

Over bovenstaande situatie heeft de BPA de volgende vragen.

 

Vraag 1:     

Is het College van bovenstaande feiten op de hoogte ?

 

Antwoord 1:

Ons college is op de hoogte van de feiten inzake het dossier Midland Parc en is steeds bij elke stap in het proces betrokken geweest.

 

 

Vraag 2:

Kan het College meedelen welke schade de stad oploopt, nu de Raad van State ten aanzien van het aanschrijven van een bewoner in Midland Parc de gemeente in het ongelijk heeft gesteld?

 

Antwoord 2:

Doordat wij in deze situatie niet kunnen optreden ter handhaving van de door de raad gestelde regels wordt het gemeentelijk ruimtelijke ordeningsbeleid doorkruist. Wij moeten nu een geval van permanente bewoning gedogen op een locatie die daarvoor niet geschikt is.

 

 

Vraag 3:

Kan het College een overzicht geven van de kosten die van gemeentezijde zijn gemaakt bij de rechtsweg door verschillende instanties, rekening houdende met de alle bestede personeelskosten van de gemeentelijke juristen en hun ondersteunend apparaat, de kosten voor de productie van stukken en alle denkbare overige kosten?

 

Antwoord 3:

De kosten omvatten de inschakeling van een extern bureau dat de inspecties ter plaatse verricht, de ambtelijke inzet bij de voorbereiding van de last onder dwangsom, het voeren van de bezwaar- en beroepsprocedures, het overleg met de portefeuillehouder, collegevergaderingen en de betaling van griffie- en proceskosten.

 

 

Vraag 4:

Kan het College inzicht geven hoe bij processen die tegen burgers wordt gevoerd en waarbij geen sprake is van materieel of ander nadeel voor de gemeente, anders dan prestigeverlies door de behandelende juridische medewerkers, bij het doorlopen van de procedure ‘tot aan het gaatje’ de kosten en baten tegen elkaar worden afgewogen?

 

Antwoord 4:

Nee. Los van de suggestieve vraagstelling – die wij verre van ons werpen – kunnen wij u melden dat de kosten en baten van het gemeentelijk handhavingsbeleid niet van belang zijn.

 

 

Vraag 5:

Is het College het met vraagstellers eens dat  het veel burgers in onze stad bevreemd met welke verbetenheid het gemeentebestuur in zaken zoals deze alle instanties wenst te doorlopen (ook wanneer de gemeente meermaals in het ongelijk wordt gesteld), met daarbij de wetenschap dat de tegenpartij een doorsnee burger is die – in algemene zin - noch de kennis noch de middelen heeft om zich tegen een vertwijfelde en gefrustreerde juridische afdeling te verweren, een gang van zaken die het vertrouwen van de burger in de ‘goede-huisvaderrol’ die het gemeentebestuur tegenover zijn burgers dient in te nemen danig ondergraaft?

 

Antwoord 5:

Ons handhavingsbeleid betreft uitvoering van regelgeving. De burgers van onze stad hebben aanspraak op een consistent en voorspelbaar handelend, daadkrachtig gemeentebestuur. Handhaving, en in het verlengde daarvan procesvoering, vindt plaats in het belang van de burgers van Amersfoort en de hier gevestigde bedrijven en instellingen, al is het inherent aan dit instrument dat er altijd tegengestelde individuele belangen een rol spelen. De “bevreemding” zoals u die omschrijft is ons niet bekend.

Wij merken op dat wij als college zelf het besluit tot instelling van hoger beroep hebben genomen. Overigens zij wij zeer content over de wijze waarop en de inzet waarmee de afdeling JZ onze besluiten uitvoert en zich in het algemeen van haar taken kwijt.

 

 

Vraag 6:

Is het College bereid om, nadat het gemeentebestuur door een rechtsinstantie in het ongelijk is gesteld, eerst de gemeenteraad te horen alvorens wordt getracht het eigen gelijk in hogere instantie alsnog af te dwingen?

 

Antwoord 6:

In het algemeen is het horen van de raad als werkwijze in dit soort gevallen af te raden. Het kan een efficiënte en effectieve procesvoering in de weg staan en het strookt niet met de bevoegdheidsverdeling binnen de gemeente. Indien de raad in een concreet geval vraagt om te worden gehoord zullen wij aan die wens graag gehoor geven.