Gemeente
Amersfoort Vragen 2007, nummer 118 DOCS.nr. 2547915 __________________________________________________________________________________ VRAGEN van het raadsleden H. van Wegen en R. Schulten (BPA) inzake bomensterfte aan Heiligenbergerweg gedaan overeenkomstig artikel 43 van het reglement van orde voor vergaderingen van de gemeenteraad van Amersfoort (SOB, nr. 2536863; ontvangen d.d. 24 september 2007). ANTWOORD van burgemeester en wethouders (verzonden d.d. 4 december 2007) __________________________________________________________________________________ Inleiding: Verspreid over verschillende tuinen van bewoners aan
de Heiligenbergerweg ( tegenover de voormalige fabriekslocatie van HAPAM ) is de afgelopen
periode sprake van plotselinge boomsterfte. Het betreft in totaal vijf bomen, feiten en
omstandigheden geven aanleiding voor de veronderstelling dat het hier geen op zichzelf staande individuele
gevallen van boomsterfte betreft maar dat er samenhang bestaat en dat de oorzaak gemeenschappelijk
is. De bewoners staan in ieder geval voor en raadsel. Zij spreken het vermoeden uit, dat wellicht sprake kan
zijn van restvervuiling afkomstig van het voormalige fabrieksterrein van HAPAM. De bodem van dit
terrein is weliswaar grondig gesaneerd maar niet uitgesloten moet worden dat restvervuiling
is weggelekt. De omgeving van het terrein wordt nog steeds bemonsterd, zodat deze resultaten
betrokken kunnen worden bij het milieuonderzoek waar de fractie van de BPA naar
aanleiding van de zorg van de bewoners om vraagt. Over bovenstaande situatie heeft de BPA de volgende
vragen. Het college wordt verzocht de volgende vragen
schriftelijk te beantwoorden. Vraag:1. Is het college van bovenstaande feiten op de
hoogte ? Antwoord 1: Wij zijn met hetgeen u in de inleiding
stelt als feiten niet bekend Vraag: 2. Ziet u naar aanleiding van de gemelde feiten
aanleiding voor een milieu/onderzoek naar de oorzaak van de boomsterfte op verschillende
woonpercelen aan de zijde van de Heiligenbergerweg ( on-even huisnummerzijde) ? Antwoord 2: Wij zien geen aanleiding voor een milieu
onderzoek, omdat wij de oorzaak van de boomsterfte niet zien in vervuilde
grond. Vraag: 3. Is naast de voormelde vijf gevallen elders
in de omgeving, bijvoorbeeld op openbaar gemeentelijk terrein sprake van boomsterfte ? Antwoord 3: Nee daarover is ons niets bekend Vraag: 4. Kunt u de resultaten van de bodemmonitoring
die als gevolg van de HAPAM/sanering nog steeds plaatsvindt aan ons bekendmaken? Antwoord 4: Wij zullen u de meest recente resultaten
toe zenden. Vraag: 5. Is de boomsterfte te wijten aan
restvervuiling afkomstig van het voormalige fabrieksterrein HAPAM ? Antwoord 5: Nee. Een medewerker groen van de gemeente
heeft ter plaatse gekeken en heeft geconstateerd dat het afsterven van de bomen
niet het gevolg is van vervuilde grond. Indertijd is het gebied afgegraven en
is er schone grond in gestort. U geeft dat in uw inleiding al aan. Vraag: 6. Zo nee, welke andere oorzaken liggen hieraan
volgens uw college ten grondslag ? Antwoord 6: De reden voor het afsterven moet gevonden worden in het feit dat de nieuwe grond onvoldoende omgewoeld en gemengd is met de onderliggende grond door de nieuwe bewoners. Daarnaast is de grond erg nat. | ||