Amersfoort, 18 januari 2005. Aan: De Raad van State t.a.v. de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak. Postbus 20019 2500 EA ’s-Gravenhage Onderwerp: a) Beroepschrift tegen de uitspraak van de
Bestuursrechter te Utrecht,verzonden op 20 december 2004. b) Verzoek om een Voorlopige Voorziening in de uitspraak van de Bestuursrechter te Utrecht, verzonden op 20 december 2004. Geachte voorzitter, Bij deze teken ik: a) Hoger beroep aan, en b) verzoek ik u om een voorlopige voorziening, tegen de in afschrift bijgevoegde uitspraak van de Rechtbank te Utrecht. Het betreft een uitspraak in beroep welke is gedaan op 30 november 2004 en aan partijen is verzonden op 20 december 2004. Ik voeg bij: - het inleidende beroepschrift van 7 september 2004 en - de uitspraak van Rechtbank te Utrecht Sector Bestuursrecht van 20 december 2004. De inhoud van deze stukken kan als, als bevattende de hoger beroepsgronden, als herhaald en ingelast worden beschouwd. Ik voeg daar nog het volgende aan toe. A) Recent oordeelde de Bestuursrechter dat B&W van Amersfoort niet verplicht is het bemiddelingsrapport tussen de gemeente en Vahstal openbaar te maken. Tot mijn stomme verbazing was dat oordeel gebaseerd op het feit dat er zwaarwegende financiële belangen op het spel staan voor Amersfoort, terwijl de verantwoordelijke wethouder voortdurend heeft aangegeven de kwestie Vahstal nauwelijks interessant is en zeker niet van invloed op de centjes van de gemeente Amersfoort. Ik vind dat des te merkwaardiger omdat zowel Vahstal als de gemeente allebei precies weten wat er in het rapport staat. Waarom dat dan niet openbaar gemaakt kan worden, is en blijft mij dan ook een raadsel. Ik blijf vinden dat een gemeente openheid van zaken moet geven. Zeker als een wethouder blijft volhouden dat het eigenlijk nergens over gaat en Vahstal alleen maar dwars ligt. Het is mij dan ook een raadsel waar dan die grote financiële belangen vandaan komen Wat mij betreft komt over enige maanden de Amersfoortse burger alsnog te weten wat de geheimzinnigheid rondom de vermeende 32 mln Euro claim ( plus jaren wettelijke rente ) van Vahstal nu allemaal inhoudt. B) Naar mijn oordeel ben ik in verband met de weigering op grond van artikel 169 Gemeentewet ten onrechte niet ontvankelijk verklaard. De Rechtbank beoordeelt mijn verzoek naar aanleiding van het tweede lid van art. 169 Gemeentewet. Ik wijs op het derde lid van genoemd artikel. Ik lees daar dat het college desgevraagd de raad of individuele leden van de raad mondeling of schriftelijk inlichtingen verstrekt tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang. Als raadslid heb ik dergelijke inlichtingen gevraagd. Dat is geweigerd en derhalve heb ik een rechtens te respecteren belang in die zin dat de Rechtbank inhoudelijk oordeelt of de weigering al dan niet kon worden gebaseerd op het openbaar belang. In de uitspraak kunt u lezen dat pas ter zitting de vertegenwoordiger van het college te elfder ure alsnog heeft aangebonden mij de stukken te doen toekomen maar dan onder strikte geheimhouding. Als raadslid kan ik mij daar niet mee verenigen. Temeer daar het stuk ook nodig is in verband met de begrotingsbespreking, behandeling en vaststelling welke toch in de openbaarheid dient te geschieden. Ik verzoek u dit onderdeel van het thans bestreden besluit te
vernietigen zodat, na terugverwijzing, de Rechtbank alsnog kan beoordelen of de
weigering inlichtingen te verstrekken kan worden gebaseerd op strijd met het
openbaar belang. De door de Rechtbank ontwikkelde redenering dat een en ander (mede) onderdeel van politieke besluitvorming is, kan ik niet volgen. Probleem is dat elk raadslid volledige kennisneming van de stukken wordt onthouden zodat de raad zich geen oordeel kan vormen over de vraag of het openbaar belang ook maar in het geding is. Derhalve is de gestelde kwestie voorwerp van rechtelijke toetsing ( althans behoort dat zo te zijn ) C) De redenering van de Rechtbank met betrekking tot de Wet Openbaarheid van Bestuur kan ook niet worden gevolgd. Vast staat dat alle bij de onderhandelingen betrokken partijen kennis hebben van de stukken waarvan ik ( als raadslid en als burger ) openbaarheid heb gevraagd. Indien dat juist is dan is het logischerwijs onmogelijk dat een van de partijen in haar onderhandelingspositie wordt geschaad indien ook niet bij de onderhandelingen betrokken partijen kennis neemt van de stukken. Met andere woorden, als ik als ( als raadslid en als burger ) kennis neem van de gevraagde stukken dan is het ten enenmale onmogelijk dat daardoor, zoals de rechtbank veronderstelt, de economische en financiële belangen van de gemeente ( kunnen ) worden geschaad indien tevens vaststaat dat de partij waarmee de gemeente onderhandelt ook kennis draagt van al de door mij gevraagde stukken. D) Onder 2.13 van het bestreden vonnis ziet u overigens ook dat de Rechtbank “ het geenszins uitgesloten acht enz…… “. Dat is mij een te vage opvatting. Deze opvatting houdt ook in dat het geenszins is uitgesloten dat er geen sprake is van de door de Rechtbank mogelijk geachte gevolgen. Ik ben derhalve van oordeel dat de door de Rechtbank gegeven motivering de gegeven beslissing niet kan dragen. Ik verzoek u daarom : - tot een voorlopige voorziening over te gaan en tevens, - tot vernietiging over te gaan en de zaak terug te verwijzen zodat de Rechtbank ook in kan gaan op de andere door mij gestelde beroepsgronden. Met de meeste hoogachting, J.J.W. ( Hans ) van Wegen Gemeenteraadslid in de gemeente Amersfoort Fractievoorzitter van de Burger Partij Amersfoort ( BPA ) | ||