SCHRIFTELIJKE VRAGEN AAN HET COLLEGEEx. artikel 43 Reglement van orde van de raad 2006
__________________________________________________________________________________ ANTWOORD van burgemeester en wethouders (verzonden d.d. 23 januari 2007). __________________________________________________________________________________ 1. In haar vergadering d.d. 7 februari 2006 is ons college akkoord gegaan met de Regionale Handhavingsstrategie Eemland 2006 – 2009 Wet Milieubeheer en Wet bodembescherming. Als het gaat om de effectuering van sancties geldt voor milieuovertredingen dat eenmaal verbeurde dwangsommen onverkort worden geind, ongeacht de aard van de overtreding. Het betreft uitsluitend bedrijven. In de jaren 2004 (0), 2005 (1) en 2006 (7) was sprake van een toename van het aantal invorderingsprocedures op dit beleidsterrein. Op het terrein van de handhaving van ruimtelijke– en bouwregelgeving hanteert ons college het beleid dat in januari 2002 door uw raad is vastgesteld (Nota handhavingsbeleid ruimtelijke regelgeving). De laatste jaren is ook op dit beleidsterrein sprake van een toename van het aantal invorderingsproce-dures, t.w. 2004 (1), 2005 (3) en 2006 (6). 2. zie 1. 3. zie 1. 4. Dit is afhankelijk van de aard van de overtreding. In de Nota handhavingsbeleid ruimtelijke regelgeving is aangegeven dat met feitelijk optreden (toepassen van bestuursdwang) meer kosten en risico’s gepaard gaan. Indien sprake is geweest van niet (tijdig) verwijderen van een illegaal bouwwerk kan ons college andermaal een last onder dwangsom verzenden, dan wel besluiten om bestuursdwang toe te passen. Ons college kan in de fase van het handhavingstraject na verbeuring echter ook instrumenteel gebruikmaken van de verbeurde dwangsom. Nadat uw raad in 2001 extra juridische formatie beschikbaar stelde voor de handhaving is in de praktijk de afgelopen jaren ervaring opgebouwd op dit gebied. Gebleken is dat het instrumentele gebruik van de verbeurde dwangsom een belangrijke betekenis kan hebben binnen het handhavingsproces dat uiteindelijk gericht blijft op het ongedaan maken van de overtreding. De mogelijkheid van een dergelijk instrumenteel gebruik is bij de vaststelling van het beleid niet aan de orde gekomen. Bij een toekomstige herziening van het beleid zal dit punt aan de orde komen. Zonder te hoeven kiezen voor de weg van bestuursdwang slaagt ons college er in om het doel te bereiken. Slechts in zeer hoge uitzonderingsgevallen zal een overtreder volharden in zijn opstelling en het aan laten komen op bestuursdwang en/of een verzetsprocedure tegen het door ons college uitgevaardigde dwangbevel. Overigens is het zo dat indien sprake is van gewijzigde omstandigheden het doorzetten van de invordering volgens geldende jurisprudentie als onredelijk worden aangemerkt en daarmee onrechtmatig van karakter kan worden. 5. In 2005 is ons college er in geslaagd om een bedrag van € 30.400,00 daadwerkelijk te innen. In 2006 hebben lopende invorderingsprocedures nog niet mogen resulteren in daadwerkelijke inning van verbeurde dwangsommen. In een aantal gevallen is de betalingstermijn nog niet verstreken, in de resterende gevallen is de vordering overgedragen aan de deurwaarder en lopen de procedures nog (zie ook onder 1). 6. De geinde dwangsommen worden door ons college op een tussenrekening geboekt. Omdat ook rekening gehouden dient te worden met oninbaarbare vorderingen (lasten) en op voorhand nog onzekere uitkomsten van verzetsprocedures, heeft ons college voor een tussenrekening gekozen. Eerst wanneer duidelijk is dat het saldo op deze tussenrekening de komende jaren sterk oploopt kan overwogen worden om deze bedragen aan te wenden voor specifieke doeleinden. 7. Op het punt van de benutting van geinde dwangsommen bestaan geen beleidsregels. Wij verwijzen naar sub 6. [d1]Docsnummerdocument na opslaan invullen | ||||||||||