BPA / Amersfoort cc: vooral door blijven vragen! Zoals bekend maakt de BPA/Amersfoort cc-fractie van haar hart geen moordkuil Zodra daar aanleiding toe is – en die aanleiding is er helaas maar al te vaak – grijpt de fractie naar het raadsinstrument en het recht om schriftelijke vragen stellen te stellen aan het college. De frequentie en de
toonzetting roepen met de regelmaat van de klok binnen de kring van
coalitiepartijen en uiteraard ook vanuit ambtelijk/bestuurderskring van het
stadhuis geïrriteerde reacties op. “Politiek opportunisme, geldverspilling,
verspilling van ambtelijke energie” Dat soort geluiden is uit de mond van de
gevestigde macht binnen de muren van het Amersfoortse stadhuis te horen. Binnen
de kring van coalitiepartijen en zeker vanuit de ambtelijk/bestuurlijke kring
van het stadhuis beziet men het fenomeen raadsvragen stellen neerbuigend om
niet te zeggen denigrerend. Van de 129 raadsvragen
die vorig jaar werden gesteld nam de Burger Partij Amersfoort er 46 voor haar
rekening, tel daar de vijf vragen van Gerard van Vliet namens Amersfoort CC bij
en je komt op het aantal van 51. Is dat te veel van het goede? Ik heb goede
gronden om te beargumenteren dat het er nog te weinig zijn. Voor het primaire
ach en wee-geklaag vanuit het stadhuis is zeker geen plaats omdat het recht om
vragen te stellen een belangrijk middel (één van de weinige) voor een
volksvertegenwoordiger vormt om kritische zaken of vermeende misstanden aan de
kaak te stellen en er via hoor en wederhoor er serieus werk van te maken. De
klacht dat met die vragen ambtenaren van hun ‘eigenlijke werk’ worden gehouden
is typerend voor de gesloten stadhuisblik op de definitie stadsprobleem en de
bestuurlijke prioriteitenbepaling. Wat mensen in de stad als probleem
bezighoudt hoort hoog op de stadhuisagenda te staan en als gekozen
volksvertegenwoordigers antwoorden op politiek/maatschappelijke vragen wensen
dan hoort dat een navenante prioriteit te genieten. In mijn ogen maken
raadsvragen dus deel uit van de dagelijkse stadhuisorde en moeten de
schriftelijke vragen als een belangrijk democratisch instrument voor raadsleden
worden beschouwd om hun maatschappelijke antenne ook te voorzien van een
signaal. Een signaal met meerdere functies: een signaal richting stadhuis,
richting politieke partijen, richting pers en last but not least richting
burgers. Natuurlijk leent niet elk maatschappelijk/politiek onderwerp zich voor
het instrument schriftelijke vragen en verlangt het instrument (net als alle
andere overigens) een zekere zelfbeperking en een weloverwogen aanpak. De BPA-fractie die zich
laat inspireren door wat de mensen in de stad als een probleem ervaren en
daarover transparante informatie/antwoorden op wil formuleren, volgt ook een
vast gedragspatroon. De situatie wordt met de mensen meestal ter plekke
besproken, vooronderzocht, doorgaans volgt daarna een dossieronderzoek en een
veldonderzoek ten stadhuize en nog wat zaken, maar dat alles wel in ras tempo
zonder tijd te verliezen. De klacht dat dit een
BPA-methode is, beschouw ik als een eretitel. Zeker voor een verketterde
oppositiepartij zit er in dit gortdroge Amersfoortse democratieklimaat, waarin
de oppositie door de gesloten coalitie tot een roepende rol in de woestijn is
veroordeeld weinig anders op dan op deze wijze zaken aan de kaak proberen te
stellen. Dat het vragenstellen
daarmee primair een politiek/maatschappelijk instrument is, vormt een feit.
Maar wat daar mis mee is, ontgaat mij ten enenmale. Daarom BPA: blijf zeggen
waar je voor staat en sta voor wat je zegt. Schriftelijke vragen
vormen bij uitstek een democratisch middel om te laten zien dat je als
politieke partij de mensen en hun problemen serieus neemt.
| ||